Naast de motoriek ontwikkelt een kind ook de sensomotoriek. Het is de interactie tussen de sensoren (zintuigen) en motoriek. Via de zintuigen doen we ervaringen op; we kijken, luisteren, voelen, ruiken, proeven en ervaren we houding en beweging. Dit proces heet de sensorische integratie. Voorwerpen in de mond stoppen is het ontdekken van het materiaal, later gaan we dit met onze handen doen. Het herkennen van de stem van de ouders zorgt voor het voelen van veiligheid. Het aanbieden van een diversiteit aan prikkels zorgt voor het breed ontwikkelen van het sensorisch systeem. Echter houdt ieder persoon zijn eigen sensorische voorkeuren en worden dit vaak sterke kanten.
Soms kan de sensorische informatieverwerking anders verlopen. Dit kan tot problemen lijden die niet helemaal te begrijpen zijn voor de omgeving. Een kind uit dat middels ‘anders’ gedrag. Een dromerig kind in de klas, kan als voorkeurszintuig ‘kijken’ hebben. Als het dan achterin de klas zit, of dicht bij het raam en een leerkracht met een monotone stem de les geeft dan trekt de leerkracht niet de meeste aandacht voor dat kind. Het kind kan als onoplettend of ongeïnteresseerd worden bestempeld maar het is de samenloop van prikkels die het gedrag veroorzaken. Kinderen die gevoelig zijn voor tastprikkels of de diepe drukprikkels kunnen zich erg voorzichtig gedragen, bang om te vallen. Of juist heel wild naar andere kinderen toe, want als het kind andere kinderen van zich af weet te houden, wordt het kind zeker niet aangeraakt. In beiden gevallen wil je het kind helpen maar vraagt het een andere benadering.
Hierboven zijn voorbeelden benoemd met kinderen, maar ook volwassenen ‘bewegen’ vanuit hun sensorisch kader, wat de één prettig of vanzelfsprekend vindt, hoeft voor de ander zeker niet zo te zijn op basis van de sensorische informatieverwerking.
Tactiek kan helpen om meer inzicht te geven in de prikkelverwerking. Bewust zijn van prikkels die bepaalt gedrag veroorzaken kan voor meer begrip en rust in de groep zorgen.
Een bepaalde aandoening of handicap kan ook zorgen voor andere sensomotoriek. Iemand die slecht of niet kan zien zal veel meer gebruik maken van de andere zintuigen, mn horen, voelen en het houdingszintuig (propriocepsis) moeten meer ‘aan’ staan om zich veilig door de omgeving te bewegen. Hierbij is dan ook een ander bewegingspatroon te zien. Mensen met een zenuwaandoening kunnen mogelijk minder goed voelen, hun tastzenuwen zijn dan ook aangedaan. Dit vraagt om meer visuele controle, maar mogelijk ook harder knijpen in iets zodat er toch een prikkel binnen komt.
Tactiek kan uw organisatie helpen inzicht te geven zodat mensen met een aandoening of handicap zo begrepen kunnen worden. Maar ook ondersteuning bij het ontwikkelen van beweegplannen of beweegomgeving voor deze doelgroepen.